Ik wacht

Tot ik mag praten, over mezelf,

hoe ik de ander beleef,

dat doe ik anders nooit.

Er zit een man tegenover mij,

die luistert, naar wat ik zeg.

Daar is hij voor.

Misschien ook nog wel voor wat anders, niet bij mij.

Voor mij is hij om te luisteren.

Hij houdt niet van veranderingen.

Ik wel, dat maakt het interessant.

Anders heb ik niets te vertellen.

Hij niets te luisteren

Zo simpel is dat.

Misschien wil hij wel wat zeggen.

Over vroeger ben ik uit gepraat.

Te oud voor geworden.

Nee, we houden het zoals het is.

Dat is een hele verandering.